Meneer T zit al bij de ingang van het zorgcentrum op ons te wachten als we van ons eerste ritje uit het Goudse Hout terugkomen. Na een snel glaasje water (het is boven de 23 graden met een flink windje) is meneer T blij dat we ein-de-lijk gaan. Hij houdt niet van wachten. Zijn dikke blauwe winterjas, heeft hij voor alle zekerheid meegenomen. ‘Die heeft u vandaag niet nodig, het is heerlijk warm,’ zeg ik. Vandaag geen wollen mutsen die ik op hoef te zetten om oren warm te houden. Deze meneer heb ik de vorige keer in mijn hart gesloten toen hij vertelde dat hij op sociaal gebied vroeger weinig geleerd had en zijn hele leven eenzaam was. Nu had hij eindelijk een oplossing gevonden om contact te maken: hij kon grappig zijn en mensen moesten om hem lachen, hoe heerlijk.
‘Gaan we de natuur in?’ vraagt piloot Kees aan hem. ‘De natuur? Hahaha, nee zeg, de Reeuwijkse plas heb ik laatst al gezien, nu wil ik de stad wel eens in, dan trakteer ik jullie op een ijsje.’ Dat vinden we ook een goed plan en zo fietsen we richting de binnenstad van Gouda. De wind blaast meneer zijn pet net als de vorige keer binnen een mum van zijn hoofd in de schoot van de piloot.
‘Hier links van u ziet u de Karnemelksloot,’ gids ik vrolijk. ‘Melksloot?’ echoot meneer met een hand op zijn winterpet. ‘Kar-ne-mel-luk-sloot,’ zeg ik wat harder, omdat meneer beide gehoorapparaten thuis heeft laten liggen. ‘De aanvoer van de karnemelk naar de stad ging via deze sloot, want aan deze sloot stond een mel-luk-fabriek. ‘Nou ja, hoe verzinnen ze dat dat een sloot moet heten, terwijl je duidelijk kan zien dat het een kanaal is, merkt meneer op. We passeren de Chocoladefabriek en zien de Sint Jan in de verte opdoemen. Daar was meneer al een keer geweest. Mooi, heel mooi was dat. Via de Lange en KorteTiendeweg rijden we langzaam richting markt.
‘Het is lapjesmarkt, heeft u nog een stofje nodig?’ ‘Nee, maar wel een jas,’ zegt meneer.
Ik bied spontaan aan om met hem een zomerjas te kopen. ‘Als u dat echt wil dan ga ik wel met u mee naar van der Kam, dat is hier om het hoekje. Zeker weten?’
‘Welja, dan kan ik weer eens geld uitgeven,’ jubelt hij met glimoogjes. Ik kijk vragend naar mijn maatje Kees die laconiek zijn schouders ophaalt. Hij zal de riksja wel bewaken. Gearmd loop ik met meneer de mooie kledingzaak binnen waar drie medewerkers staan te wachten op klanten. Hoe is dat gezegde ook alweer? Vrouwen bloot, handeltje dood.
‘Kunnen jullie meneer in een korte tijd aan een mooie zomerjas helpen?’ vraag ik. Dat kunnen ze.
Na 5 jassen gepast te hebben (te licht, te donker, te lijzig, te hip) is de keuze binnen 10 minuten gemaakt en is meneer een prachtige jas rijker en een aardige duit lichter. Nu nog dat ijsje van David Gelato, ik trakteer wel.
Jolanda Kwakernaak
Mei 2024